Zoals het is met alle pitching, of je nu een slider gooit, a fastball of een andere typische toonhoogte, het geheim houden van je bedoelingen is een groot deel van de strijd.
De eerste vuistregel: houd de bal verborgen in je handschoen wanneer je werpt, anders kan je tippen het beslag (of een honkloper of honkcoach) welke worp je gooit.
Wat is een schuifregelaar?
De slider is deels fastball, deels brekende bal. Het is meer een fastball omdat het effectiever is naarmate het sneller wordt gegooid. De schuif breekt laat, wat betekent dat het dicht bij het beslag ligt, wat het een van de meest maakt effectieve pitches in honkbal.
De schuifgreep
De grip van de slider is vergelijkbaar met een fastball met twee naden, met de middelvinger en wijsvinger over de twee breedste naden.
Het verschil is dat de vingers iets uit het midden moeten zijn, naar de buitenkant van de bal, alsof je alleen het buitenste derde deel van de bal vasthoudt. Je duim moet onder de bal worden weggestopt, met de ring- en pinkvinger opzij.
Oefen druk uit op de bal met je duim en middelvinger.
Gooi het als een fastball
Net als een curveball moet een werper zijn pols los houden bij het werpen van een slider.
Gooi de bal op dezelfde manier als een fastball. Stel je voor dat je met je middelvinger door de bal snijdt terwijl je het veld gooit. De bal moet van je hand van je wijsvinger rollen, wat de schuif zijn draai geeft.
Door volgen
Wind normaal op en gooi. Vergeet niet door te gaan. Als je niet doorgaat, blijft de bal waarschijnlijk hoog.